Proeftentamen scheikunde 4 ( = lipiden).
CT-2. Amsterdam.
December 2004.
Zie voor de vetzuurpercentages in verschillende oliën en vetten de tabel die in de klas is uitgereikt.
Opgave 1:
Gegeven:
De nevenstaande ester wordt o.a. aangetroffen
in appels.
Gevraagd:
a: Welke stoffen uit het hieronder
weergegeven groepje van vijf verbindingen zijn in staat om deze ester te vormen
?
Je hoeft geen
reaktievergelijking of namen te geven.
b: Welke
van de onderstaande stoffen zijn vetzuren en welke zijn alkoholen ?
Opgave 2:
Gegeven:
De volgende ester wordt o.a. aangetroffen in peren.
Teken de struktuurformule van de twee stoffen waaruit
deze ester is gevormd. Je hoeft geen namen te geven.
Opgave 3:
Gegeven:
Alle oliën en vetten zijn esters ontstaan uit
glycerol en drie vetzuren. Hieronder staan een molekuul glycerol en drie
willekeurige vetzuren weergegeven.
Gevraagd:
Teken het molekuul dat uit deze reaktie ontstaat. Je
hoeft geen complete reaktievergelijking te geven.
Opgave 4:
Gegeven: o = oliezuur, p = palmitinezuur, l
= linolzuur,
s = stearinezuur, a = arachidinezuur
Een bepaald
soort vet of olie bevat op elke 15 molekulen:
2 molekulen
pso, 3 molekulen ool, 5 molekulen lol,
2 molekulen
poa, 3 molekulen llo.
Vraag a: Bereken het percentage van elk van de
vetzuren op het totaal aantal
vetzuren.
Vraag b: Lees uit de bijgevoegde tabel af welk
vet of olie dit zou kunnen zijn.
Vraag c: Bereken de verhouding van het aantal
onverzadigde vetzuren en het
aantal verzadigde vetzuren.
Vraag d: Lees uit de bijgevoegde tabel af hoe de
verhouding onverzadigd-
verzadigd is bij het vet of olie dat door jou gevonden is en
kijk of het
resultaat overeenstemt met het antwoord van vraag c.
Opgave 5:
Het ontleden van een vetmolekuul onder invloed van water noemt men hydrolyse. Zie de reaktievergelijking hieronder.
Vraag a: Geef
de struktuurformules van de drie vetzuren die bij deze reaktie
ontstaan.
Vraag b; Zijn
dit verzadigde, enkelvoudig onverzadigde of meervoudig
onverzadigde
vetzuren ?
Opgave 6:
Gegeven:
Het onderstaande vetmolekuul is ongetwijfeld een
olie, gezien de aanwezigheid van onverzadigde vetzuren in het molekuul. Men kan
dit molekuul echter harden. Men laat
het oliemolekuul dan reageren met waterstofgas, H . Daardoor verdwijnen de dubbele bindingen tussen de C-atomen 2
En ontstaat er een vast vet.
Gevraagd:
Geef de complete (!) struktuurformule van het vaste
vet dat na het harden van dit oliemolekuul ontstaat. Je hoeft geen
reaktievergelijking te geven.
Opgave 7:
Gegeven:
Hieronder staat een molekuul OSS weergegeven, waarbij de O
een oliezuur voorstelt en de S een stearinezuur.
Vervolg van opgave 7:
Gevraagd:
a: Leg uit waarom het harden van vetten deze reaktie
kan voorkomen.
b: Noem twee veranderingen in bv. frituurvet waaraan
te zien is dat deze
polymerisatie heeft plaatsgevonden.
Opgave 8:
Gegeven:
Bij de afbraak van vetten door enzymen ontstaan er
brokstukken in allerlei soorten en maten. Twee van die brokstukken (en water)
staan hieronder weergegeven. Het lichaam maakt hier cholesterol van.
Gevraagd: Geef
bij de bovenstaande twee brokstukken met pijltjes aan hoe de
dubbele
bindingen als dominostenen openspringen en nieuwe
bindingen vormen totdat het
molekuul cholesterol (zie hieronder) ontstaan is.
Opgave 9:
Opgave 9:
molekulen
aanéén tot grote macromolekulen (of polymeren). Zo is ook
het
nevenstaande molekuul (het slaapmiddel paraldehyde) door
polymerisatie
ontstaan uit (in dit geval) drie losse molekulen.
Gevraagd:
Schrijf in streepjesnotatie de formule op
van één van de drie molekulen waaruit
het molekuul paraldehyde is ontstaan.
Opgave 10:
Gegeven:
Hieronder staan molekulen weergegeven
van drie verschillende vetsoorten.
Gevraagd:
Vraag a: Wat
zegt het joodadditiegetal eigenlijk over een vet of olie ?
Vraag b: Welke
van de drie vetsoorten zal het hoogste joodadditiegetal hebben
en waarom ?